Onderdendam was lange tijd een handels- en administratief centrum van belang. Het was de hoofdplaats van Hunsingo, en later ook van de gemeente Bedum, vandaar de bijnaam Lutje n Hoag (Klein Den Haag). In 1621 werd de centrumfunctie van het dorp nog versterkt door de verwerving van een eigen zijlvesthuis voor het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest. Gelegen op een knooppunt van waterwegen, profiteerde het dorp ook van de verbeterde vaarverbinding tussen Stad en Ommeland, nadat het Boterdiep geschikt was gemaakt voor de scheepvaart in 1659. Tot 1811 was Onderdendam de belangrijkste plaats in de regio, met een kantongerecht, een gevangenis en het kantoor van de directe belastingen. In 1884 kwam aan die bloeitijd echter een einde, door de aanleg van de spoorlijn Groningen-Delfzijl. In plaats van Onderdendam, kreeg Bedum een station. Gaandeweg werd het dorp overvleugeld door Bedum. Vanwege de nog goed herkenbare dorpsstructuur, met zijn deels nog historische bebouwing, kreeg Onderdendam in 1987 de status van beschermd dorpsgezicht.