
De Walfriduskerk
Volgens de overlevering bracht Walfridus, een vrome boer, het christendom naar onze streek en zorgde voor een rechtssysteem. Ongeveer tussen de jaren 950 en 1000 werd onder zijn leiding een begin gemaakt met inpoldering van het woeste, laaggelegen veengebied, waardoor het volk de voeten droog hield en ontginning mogelijk werd. Toen op een slechte dag Walfridus en zijn zoon Radfridus door de Noormannen werden vermoord, ontwikkelde het dorp Bedum zich in snel tempo als bedevaartplaats.
De kapel ter ere van Walfridus was al spoedig te klein, daarom werd er in de 11e eeuw een kerk gebouwd. Het gebouw werd in de 15e eeuw vergroot tot een indrukwekkende, tweebeukige gotische hallenkerk. Na de Reformatie raakte de kerk echter in verval en werd deze teruggebracht tot de huidige omvang.
De Walfriduskerk is in de loop der tijd door vele verbouwingen bijna onherkenbaar geworden. Van een simpele houten grafkapel voor een plaatselijke heilige groeide de kerk in de 16e eeuw uit tot een monumentale dorpskerk, te vergelijken met de Martinikerk en de Der Aa-kerk in de stad Groningen. Vermoedelijk is er aan het einde van de 16e eeuw abrupt een einde gekomen aan de glorietijd van de kerk. Het eens zo prestigieuze bouwwerk verviel tot een weliswaar karakteristiek, maar bijna gehalveerd kerkgebouw. De 12e eeuwse romaanse tufstenen toren vormde vroeger de bekroning van een gereduceerd westwerk. Bij de restauratie in 1957 werd het dak van de behoorlijk scheefstaande toren bekroond met een korte spits in plaats van de hoge spits, die Bedum zeker sedert de 16e eeuw van verre herkenbaar maakte. Het is mogelijk om de kerk te bezichtigen en de toren te beklimmen.